Zonnepanelen bestaan uit een aantal zonnecellen die gemaakt zijn van halfgeleidermateriaal, meestal silicium. Elke zonnecel heeft twee lagen: een positief geladen laag en een negatief geladen laag. Wanneer zonlicht op de zonnecel valt, worden de fotonen (lichtdeeltjes) door de zonnecel geabsorbeerd. Dit zorgt ervoor dat elektronen in beweging worden gebracht, wat een elektrische stroom genereert.

Dit proces heet het fotovoltaïsche effect, en het vormt de kern van hoe zonnepanelen elektriciteit opwekken.

1. Zonlicht absorberen
   Het zonnepaneel vangt zonlicht op via de zonnecellen. Het is belangrijk om te weten dat zonnepanelen werken op basis van licht en niet afhankelijk zijn van warmte. Dit betekent dat ze zelfs op bewolkte dagen energie kunnen produceren.
2. Elektronen in beweging brengen
   De fotonen in het zonlicht raken de elektronen in de zonnecel, waardoor deze loskomen. Dit creëert een elektrische stroom tussen de positieve en negatieve lagen in de cel.
3. Gelijkstroom (DC) produceren
   De stroom die in de zonnecellen wordt opgewekt, is gelijkstroom (DC). Deze stroom is niet direct bruikbaar in huishoudens of bedrijven, omdat de meeste apparaten op wisselstroom (AC) werken.
4. Omvormer: gelijkstroom omzetten in wisselstroom
   Een omvormer, die verbonden is met de zonnepanelen, zet de opgewekte gelijkstroom om in wisselstroom. Dit is de elektriciteit die direct kan worden gebruikt om apparaten van stroom te voorzien.
5. Elektriciteit gebruiken of opslaan
   De opgewekte wisselstroom kan direct worden gebruikt in huis of bedrijf, teruggeleverd worden aan het elektriciteitsnet, of opgeslagen in een thuisbatterij. Met een thuisbatterij kun je de opgewekte energie gebruiken op momenten dat de zon niet schijnt, zoals ’s avonds.